dinsdag 2 juli 2013

Het bosje van PArdijs


    De waard fietste op een zondag door de bossen. Vlak bij het bankje met het opschrift ‘Zet oe efkes’ zag hij aan de overkant van de zandweg dit
opschrift. Dat bosje kende hij, het bevatte een hoeveelheid oude
begraafplaatsen van Joodse inwoners van Vorden. Hij schudde het hoofd, besteeg zijn fiets en rook aan zijn oksels. Een zurige lucht sloeg hem tegemoet, het werd tijd om weer eens een bad te nemen in het Tentekanaal. Hij had geen idee waarom dit bosje plotseling naar Pardijs heette...
Na en beetje dwalen op het web wist hij het plotseling: een tocht voor
All Terrain Bikes, de waard noemt het fietscross.
Dit zegt onze correspondent ervan:
    Meer dan duizend mannen en vrouwen genoten gisteren van een van de mooiste ritten in de regio die onder andere voert over de Lochemse berg, door het Grote Veld, het door de insiders geliefde bosje van Pardijs (in de buurt van Vorden) en door het openluchttheater. Daar stond de organisatie klaar met een beker soep. Zij werd duidelijk verrast door het grote aantal mensen dat
voorbij kwam. ‘Veel meer moeten we er niet hebben want dan kunnen we het niet meer aan’, stelt één van de organisatoren.

Gekweld


    Op een doordeweekse dag voelde de waard zich tamelijk gekweld, hij wandelde met z’n brommer aan de hand door het stadje D. Bleef stil staan bij deze lantaarnpaal, die was pas gekweld, dacht hij. De sneeuwklonten lagen te smelten van ellende. De lantaarnpaal had een voltreffer gekregen en stond wankel overeind. Misschien had zijn toestand wel te maken met een gedicht van een oude Rutger Kopland, dat we hiernaast afgebeeld zien.
Het luidde als volgt:

En toen de zomer dan toch weer was teruggekeerd
en wij dus weer zaten te drinken bij de rivier,

Zijn oude armen bewogen nog, naar daar, die wereld
dat langzame eeuwige leven van vee in de verte.

Ieder mens zou een dier moeten zijn, moeten sterven
in de herfst, en in de lente weer worden geboren.

Of, ieder mens zou een rivier moeten zijn, komen
zonder verlangen te blijven, gaan zonder heimwee.

Zo zaten we dus weer te drinken daar, tegen de tijd,
oude verhalen, jenever, maar de zon ging wel onder.

En hij sliep in. Omdat de wereld insliep. Zwart
zat hij bij de rivier, zwart gat in het uitzicht.

Rutger Kopland

zaterdag 1 december 2012

...wat Hamer!!

foto: Palthe-Huis, Oldenzaal

Museum het Palthe-Huis bewaart een 16de-eeuws eikenhouten gildenbeeld. Het stelt St. Eloy of Eligius voor. De heilige is afgebeeld met een aambeeld en een hamer en was de patroonheilige van het smidsgilde. Eeuwenlang is het beeld bewaard gebleven bij één van de meester-smeden te Oldenzaal, de familie Siemerink. Eén keer per jaar kwam het gilde bijeen op de feestdag van de patroonheilige om samen te eten en te drinken. Voor het smidsgilde in Oldenzaal was dat 1 december. Gilden hadden gildenhuizen waar zij bijeenkwamen. Dit waren vaak fraaie gebouwen met ornamenten die wezen op het desbetreffende gilde.

Smidje, wat hamer je er lustig

Smidje, wat hamer je er lustig op toe

Smidje, vertel me eens, word je niet moe

Word je niet doof van dat kloppen en slaan

Moet je voor ’t aambeeld zo’n hele dag staan

Moet je voor ’t aambeeld zo’n hele dag staan

Trekken en blazen bij ’t gloeiende vuur 

Smidje, verdien je je boterham zuur

Hamer op, hamer neer, een twee drie vier

Vonken en vlammen, het scheelt je geen zier

Vonken en vlammen, het scheelt je geen zier

Nee kameraadje, mijn armen zijn sterk
‘k 
Zing vaak een liedje bij ’t moeilijkste werk
‘k 
Denk er ook bij, en ’t is goed dat je ’t weet

IJzer, wil ’t goed zijn, moet gloeiend gesmeed

IJzer, wil ’t goed zijn, moet gloeiend gesmeed

W.H. de Groot

Ja, deze stichtelijke afbeelding is gewijd aan de Omsmeders, het dichterscollectief uit Bredevoort en omstreken.

maandag 15 oktober 2012

Europazegels 1986


foto: Ron Scherpenisse

De Morsige Waard wist niet wat hij zag: een postzegel aan de wand in het café Scherpenisse te Bergen op Zoom! Zijn familielid Louis had het tot hier geschopt, aan de rand van Noord Brabant, ondertekend op 19-5-2012. Hij ging er even bij zitten en bestelde een zwaar bier. Dit heuglijke feit moest hij tot zich door laten dringen: deze neef had er toch maar werk van gemaakt, met hulp van de kopiëermachine, diens enige technische bezit. De eerste zegel met die machine, het was een wereldwonder! Tegelijk was het ook de laatste, deze (zoals de Waard dacht): 'Jeugdzonde'...

vrijdag 5 oktober 2012

Bierviltjespoëzie




Bierviltje met kladhandschrift van Jan Kal, november 1998.
Het gedicht, dat Kal schreef naar aanleiding van de vierde druk van het boek van Nico Scheepmaker, werd gepubliceerd in het Nieuw Letterkundig Magazijn (december 1998).
Collectie Jan Kal, Amsterdam

J.C. II: Cruijff, Hendrik Johannes, fenomeen

Zo'n boek zal over je geschreven wezen!
Je denkt eerst aan een commercieel verhaal,
dat je door meer een speler met de taal
buiten je samenwerking wordt geprezen.

De mensen wie dit boek hebben gelezen
vinden zijn denkwijze fenomenaal,
maar dat ontging je vroeger helemaal
en had je van zo'n type niks te vrezen.

Ik denk je doet een ander toen tekort,
en was op zijn terrein hij ook zo een
meer als jezelf, maar niet dezelfde sport.

Dus Cruijff, Hendrik Johannes, fenomeen
lerende kennende, door merg en been,
waardeer je erger als je ouder wordt.

Jan Kal

Eenhoorn

foto: L. Radstaak

Dit is wat raadselachtig: een hevel bij een stuw. Komen er zulke grote boten langs deze Slinge die stroomt langs Ruurlo? Of zijn ze smal en zwaar? En er zit slechts één katrol op, waar is de andere? Deze gedachten gingen door het brein van de waard uit Kleindochteren, die hier langskwam op zijn brommer. Terwijl hij keek kwamen er paarden langs die over de draad snuffelden, mooie paarden, renpaarden. Het zou een paard geweest zijn dat kon zwemmen en hier uit de beek getakeld werd en iets lager weer verder ging met lange slagen, op weg naar de samenvloeiing met de Berkel. Het beest was een eenhoorn en kwam uit Eden, waar hij vredig leefde met Eva en Adam, dat zei hij althans toen hij de waard figuurlijk voorbij zwom. Deze schudde zijn hoofd, als om zijn fantasieën kwijt te raken en begaf zich weer op weg naar Ruurlo, een erg gewoon dorp in de Achterhoek waar ooit de man leefde die G.J. Heijn doodde. Lees meer bij: http://louisradstaakgedichten.blogspot.nl/2010/03/blessuretijd.html

zondag 30 september 2012

De Vliegehoek

foto: Herman Radstaak

Ach, het gehucht Vierakker, dicht bij de Ijssel, daar stikte het zeker van de vliegen. Bij mij gelukkig niet, wanneer ik naar huis trapte van de ULO met een zak diepgevroren vlees. Daar ging het in de kelderkast en tenslotte op ons bord, met aardappelen en vette jus, sjuu moet ik zeggen. Wij aten zwijgend, ik had een hekel aan de vette dingen van het varken dat zijn leven had gelaten voor ons. Ik was een ondankbare klant voor mijn moeder, die zo haar best had gedaan op de maaltijd. Het liefst zou ik opgegeten worden door de God van de Vliegen, als die uit Ekron wilde komen. Maar dat deed hij niet, de God Baal Zebub sliep in de middagpauze en droomde van Coöp. Diepvries 'De Vliegehoek'. Al slapend sloeg hij er een paar weg, glimlachend. Die zijn verpletterd als de vette letter G van de naam die straalt in de namiddagzon.

Water in een wak

Opeens was er water in het centrum van Borculo, het was water uit de Berkel en het lag in een flink wak of moet ik zeggen op een mooie plek?...