De nu wel zeer morsige en halfdronken Morsige Waard sloeg de straathoek om in Antwerpen en daar zag hij De Vliegende Man van Panamarenko. Eigenlijk daalt hij, de zes propellors staan al stil, een been heeft hij aan de grond. Hij moest denken aan het gedicht van ene Radstaak, een naamgenoot van hem:
Gehandicapte
terwijl ik mijn fiets leid aan de hand
word ik door een gehandicapte geroerd
hij staat te wiebelen op de trottoirband
het is een wilde eend, een woerd
eerst voelt hij met zijn rechterpoot
hoe diep het water is van die asfaltsloot
en als hij denkt daar te kunnen staan
komt ook het linkerbeen eraan
hij deint nog even na zo
net als een Deux Chevaux
en waggelt dan naar de wegas
alsof hij daar nooit weg was
het is een trotse minder valide
hij maakt mij behoorlijk timide
op een mountainbike lijk ik dan wel iets
maar in het koude water ben ik niets
hij trekt een arrogante snavel
boven zijn dik behaarde navel
vanwege het wringen van zijn wokkel
in het lijfje van een eendenmokkel
de trein uit Hengelo komt nader
ik denk aan de lichte dichter
die alle mannetjeseenden
liet uitstappen in Woerden
de zon gaat oranje ten onder
de woerd wordt langzaam een stip
hij denkt al aan een nieuwe wip
op het gehandicaptenvlonder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten