woensdag 10 maart 2010

Jan des Bouvrie (1)


Het interieur van Café Radstaak.
foto: Louis Radstaak.

Op een koude dag in maart meldde zich een goed geklede heer aan de bar van het krakkemikkige café aan het Twentekanaal. Hij zette zijn hoed af en gedroeg zich wat schichtig. "Kun je een geheim bewaren?" vroeg hij aan de waard die hem vorsend aankeek. "Ik ben Jan des Bouvrie, de bekende meubelontwerper, maar ik word gezocht door Justitie. Ze denken dat ik gefraudeerd heb met vastgoed, maar ik doe alleen in witgoed. Ik was op weg naar de TEFAF in Maastricht, maar het leek me beter daar niet rond te lopen. Kan ik hier een tijdje onderduiken?"
De waard knikte, er kwamen wel vaker zulke gevallen, maar een meneer uit de designwereld kende hij nog niet. "Geheimhouding verzekerd, zet je auto maar achter de scheepsjagerswc, daar ziet niemand hem", maande hij de grijzende, gebrilde zestiger. Deze verdween om zijn zwarte Porsche te verbergen en bestelde bij terugkomst een Heineken Xtra Cold biertje. Hij keek wat misprijzend om zich heen naar het gedateerde interieur.
De inrichting van Café Radstaak voldeed aan alle eisen van een bruin café, maar om nou te zeggen dat het een wonder van 'design' was: neen. De waard dacht wel over vernieuwing, maar het kwam er gewoon niet van in deze crisistijd. Hij volgde de blik van de ontwerper en kwam op een praktische gedachte: "De ene dienst is de andere waard". Hij zou meneer des Bouvrie vragen een nieuw meubilair te verzorgen, in ruil voor zijn geheimhouding. Zo gezegd, zo gedaan, de twee heren beklonken de deal met tinkelende glazen. "Hij ziet er zo eerlijk uit", dacht de waard, "misschien heeft hij foute vrienden in dat vastgoed".

woensdag 10 februari 2010

'Brits'


illustratie: Louis Radstaak

De waard leunde op de tapkast en sloeg de De Stentor open. Zijn aandacht ging naar het bericht: Britse hindoe mag op brandstapel. Nieuwsgierig las hij verder: Een Britse hindoe mag na zijn dood worden gecremeerd op een brandstapel. De lokale autoriteiten in Newcastle hadden zijn verzoek afgewezen, maar het hof van beroep gaf hem alsnog toestemming. De man van 71 wil worden gecremeerd op een openluchtbrandstapel in het noorden van Engeland. Van de gemeenteraad kreeg hij nul op het rekest wegens een verbod op het verbranden van menselijke resten buiten een crematorium. De rechters wezen het verzoek toe omdat de man heeft beloofd de brandstapel af te schermen met een dakconstructie. De man zegt dat zo'n crematie essentieel is voor het bevrijden van zijn geest.
De waard liet dit bericht tot zich doordringen, staarde naar buiten en dacht aan een foto die hij maakte in Groot Brittanië, ergens in de jaren '70.
Het was in een van die warme zomers waarin het hele eiland in korte broek liep, ook de keurig geklede magere man voor zijn lens. Waarschijnlijk een boekhouder op weg naar het kantoor. Een heel normaal uitziende man, alleen waren zijn broekspijpen ingekort tot ver boven zijn knokige knieën. Zijn voeten stonden in grijze sokken op gaatjesschoenen die de pas erin hadden, hij was mogelijk aan de late kant.
Was het die man misschien? Hij zou de dia eens gaan opzoeken in zijn archief.
De caféhouder wist weinig van Hindoe's, bevrijding van de geest door die het vuur aan de schenen te leggen leek hem wat overdreven. En hoe kon de geest dan weg in die dakconstructie? Hij probeerde zich de toestand voor te stellen, ergens in de heuvels rond Newcastle. Stel dat het die man was, dan lag hij daar in zijn nette pak met korte broek. De brandweer staat paraat als de brandstapel wordt aangestoken, de vlammen bereiken het stoffelijk overschot dat tenslotte de geest geeft. Sommigen menen het ca. 2 gram zware fenomeen te zien opstijgen. Na enige tijd ligt er een hoop as met knoken en geeft de commandant het sein 'Brand meester'. Het korps rukt in en de toeschouwers blijven bedremmeld achter. Ergens klinkt muziek, hij hoort een doedelzak en krijgt koude rillingen...
De uitbater schrikt op uit zijn gemijmer en merkt dat de jukebox is gaan spelen, zomaar uit zichzelf. Hij moet denken aan een regel uit een gedicht van Ida Gerhardt: "...suf hokt de ziel in een verdord karkas." Het is weer gaan sneeuwen, het is zo'n eindeloze winter die van geen wijken weet. Hij maakt voor zichzelf een Pernod met ijs klaar, ijs moet met in de keel brandende anijs bestreden worden is zijn filosofie.

donderdag 3 december 2009

Netwerkers


illustratie: Louis Radstaak


Het woord is niet van de lucht bij de nieuwe bezoekers van het café aan het kanaal: netwerken. De waard verbaast zich erover, ze zitten druk te praten over hun omzet, kansen en specialismen en waar die te verzilveren, ze doen hem denken aan autisten die proberen te converseren.
Soms waant hij zich in een Engelse kroeg, ze 'twitteren', zijn 'linked in', doen trainingen en workshops en gaan naar 'Open Coffee' gelegenheden. Zonder dat hij het wist geeft de waard nu ook gelegenheid aan deze nieuwe klanten om zich te profileren en de weg te vinden in de 'ratrace'. In plaats van ouderwets een kaartje te leggen schuiven ze elkaar visitekaartjes toe, nippen van hun cappucino en nemen een hapje van hun tosti, ze zijn er maar druk mee. De Italiaanse koffiemachine maakt overuren, het tostiapparaat krijgt geen rust en de vaatwasmachine draait op volle toeren. Hij wrijft de tap schoon, maar nodig is dat niet, er wordt niet gepimpeld door deze gasten, ze moeten hun geest onbeneveld houden voor de strijd om het bestaan.
Buiten is het druilen van november overgegaan in dat van december, af en toe komt er een vrachtschip langs, maar nooit stopt er meer een om aan te leggen en de schipper te horen zwetsen over het leven. Netwerken was vanzelfsprekend, niemand kende dat woord. Het zijn andere tijden geworden, de morsige waard moet er aan wennen. Hij kijkt naar de Nieuwe Mensen, op hun beurt kijken zij naar sms-jes op hun mobieltjes of bellen even dat 'ze eraan komen'. 'Waar dan?' vraagt de zwaarmoedige uitbater zich in stilte af. De jukebox zwijgt als de Netwerkers er zijn, hij kent zijn plaats in de geschiedenis waar hij een 'Fremdkörper' is geworden. Of is het 'Alien'? Hij denkt (ja, hij kan denken): "Beter een ouderwetsche automaat dan een moderne autist".

dinsdag 17 november 2009

Sinterklaas



'Reddingsboei bij de Dochterensebrug', foto: Louis Radstaak

De intocht van Sinterklaas ging als vanouds over het donkere kanaal bij het gehucht Kleindochteren. De kindervriend zwaaide vanaf de sleepboot 'Atlas' naar de ouders met hun kroost op de wal. Wie goed keek, zoals de waard van het slaperige café, zag in de vermomming de succesvolle speelgoedwinkelier Leeperink, die het met iedereen goed kon vinden en altijd een kwinkslag had voor de kinderen, waarbij hij hun in de wang kneep. Hij was ook wethouder van culturele zaken en verzon leuke dingen voor de mensen in Kleindochteren, waar anderen minder blij mee waren. Dit was zijn 'finest hour', dat zag je aan zijn brede lach en zijn gebaren naar de toegestroomde mensen. Veel kinderen waren niet meer te onderscheiden van de Sinterklaaspieten, ze waren geschminkt en droegen dezelfde pakjes met pofbroeken en mutsen met veren.
"De identificatie gaat wel erg ver", mompelde de caféhouder tegen niemand in het bijzonder, "straks liggen die kinderen op de bank bij de kinderpsychiater te ijlen over wie ze zijn!". Toen hij weer opkeek van de tap zag hij dat de 'Atlas' teveel vaart had voor het afmeren. De sleepboot raakte de aanlegsteiger met een krakend geluid, de meeuwen schrokken krijsend op en de mensen zagen ontzet hoe de Goedheiligman plotseling in het koude water plonsde. Zijn mijter dreef als een dode vis richting de brug, zijn valse baard hing los en zijn brede lach was veranderd in een paniekerige grimas, Leeperink was de zwemkunst nauwelijks machtig. De kinderen joelden, de ouders veinsden ontzetting maar giechelden zachtjes toen Sinterklaas de staf beet greep waarmee hij naar de wal werd getrokken. "Net goed", gromde de waard, "moet hij maar niet steeds zo moeilijk doen over de verlenging van mijn virtuele volledige vergunning!".
Het voorval deed hem denken aan een grap die vaak verteld werd in de kroeg. Die ging zo: Twee Tukkers lopen langs het Zwolse Kanaal en zien een man spartelen in het water. De man roept: "Hilfe, Hilfe!!, gaat dan kopje onder. De Twentenaren blijven even staan, de man komt weer proestend boven en roept opnieuw: "Hilfe, Hilfe!!", nu nog paniekeriger. De Tukkers schudden hun hoofd, ze lopen verder en de een zegt tegen de ander: "Hie had better zwemm'n können leer'n as Duuts!"


woensdag 11 november 2009

Gouden ei


foto: Pluimvee Vak Vereniging, Barneveld.

Aan het einde van een sombere novemberdag bemerkte de eigenaar van het etablissement aan het Twentekanaal dat er iets niet pluis was. Gewoonlijk kakelden de kipjes achter het café als hij hun eieren ging halen, maar deze keer waren ze muisstil en hokten wat bangig bijeen. Zelfs zijn favoriet Herma, de 'kip met de gouden eieren', had vandaag niets geproduceerd. Ze draaide een beetje met haar kale achterwerk om hem heen, maar kon niet vertellen wat er gebeurd was in de uren dat hij boodschappen was gaan doen in het nabije Laren. Een vos? De hond van de buren? Het was een raadsel.
De volgende dag hoorde hij van de stamgasten over een zich 'politieke beweging' noemend groepje dat door het dorp had gemarcheerd onder het slaken van verwensingen tegen iedereen die hun niet beviel. Vooral de naam Herman had vaak geklonken, gepaard gaande met bedreigingen. Geen wonder dat de kippen geschrokken waren en dat juist Herma 'geweldig van de leg was'. De waard moest niets van die politieke beweging hebben en de persoonsverering van hun geblondeerde voorman. Zijn bijnaam in de gelagkamer was 'Praatjesmaker Van Venlo'. Hij voorspelde zijn klandizie dat die beweging nog voor veel 'reuring' zou zorgen, terwijl hij zorgvuldig zijn gouden ei poetste, een geschenk van iemand uit Barneveld. Op de radio hoorde hij het lied 'Anne' van Herman van Veen, zijn gemoed schoot vol, de trillende stem deed hem denken aan zijn troetelkip wanneer zij speciaal voor de waard een glanzend ei legde.

vrijdag 6 november 2009

Geldmuseum



Kruis en Munt 1 Lyra Dichtersbank,
illustratie: Louis Radstaak.


Op een dag in oktober besloot de caféhouder met Volledige Vergunning de zaak te laten voor wat die was en naar het Geldmuseum in Utrecht te gaan. Daar liep een Expositie over de Kredietcrisis, de ontmoeting met het begeerlijke verdienmodel had hem nieuwsgierig gemaakt en geleerd dat geld niet stinkt, maar lekker ruikt naar parfum. Hij trok zijn beste pak aan, smeerde boterhammen voor onderweg en stapte met zijn lunch en de De Stentor in de trein, wat leesvoer en oordoppen moesten hem beschermen tegen de terreur van mobiele telefoongesprekken. Aangekomen in de grote stad van de Rijksmunt was hij een beetje beduusd door de drukte, het zou wel nooit wennen voor een provinciaal... De straat naar het museum had een trottoir met tegels in brons van Nederlandse munten, binnen was zelfs een gang waar je kon lopen over een laag kopergeld onder perspex. Hij kreeg een opgetogen gevoel, hetzelfde als Dagobert Duck moest hebben wanneer hij een bad ging nemen in zijn 'lief geldje'. Het was een leerzame tentoonstelling over alles wat er mis was gegaan en had geleid tot de crisis, hoewel hij er nog steeds niet het fijne van begreep. In elk geval had Hebzucht er mee te maken, naast Melancholia een onuitroeibare ziekte bij de mens. In de museumwinkel liet hij een portret van zichzelf maken, daarvan zou met moderne technieken een munt gemaakt worden, zo beloofde het meisje aan de balie. Hij fantaseerde dat die munt het begin kon zijn van zijn droom een Dichtersbank te bezitten, een bank voor alle behoeftigen in deze steeds armer wordende samenleving. In de trein terug naar Kleindochteren bedacht hij allerlei slagzinnen in modern Nederlands: 'Pin a Poem", 'Hype a text', 'Read my chips' en andere.
Tevreden knagend aan zijn laatste boterham met pindakaas keek hij uit het treinraam naar de files op de snelweg en verlangde naar zijn vertrouwde groezelige virtuele café, waar een paar dagen later zijn kop op een munt ter waarde van 1 Lyra werd bezorgd door de Koninklijke TNT. Het spel kon beginnen...


vrijdag 30 oktober 2009

Melancholia


Melancholia
Albrecht Dürer, Graphische Sammlung Albertina, Wenen.

'Het zijn melancholische dagen' leest de uitbater van het logement aan het kanaal in Kleindochteren in de De Stentor. De krant neerleggend herhaalt hij de woorden van de scheidende burgemeester van Tilburg. Hij staart naar de lege plek aan de tapkast waar gisteren nog het aantrekkelijke verdienmodel Merita zat. Toen hij terugkwam van zijn 'haircut' in de kapsalon was ze verdwenen, zonder een briefje achter te laten met alles dat in zijn kas was. Een blaadje waait tegen het raam en blijft er even aan vast plakken, als een natte zoen. De waard zucht en neemt een slok van zijn koffie. Hoewel net zo zorgvuldig gezet als altijd, smaakt deze vandaag bitter. Over het kanaal schijnt een waterig zonnetje, de ogen van de waard worden vochtig. Het leek zo mooi te kunnen worden met dat verdienmodel en zijn Dichtersbank, maar het mocht niet zo zijn. "Tanden op elkaar, of wat er nog van over is" mompelt de vergunninghouder en verdiept zich in de pagina Geld Telt. Uit de speaker van de bejaarde Würlitzer jukebox klinkt Lonely Man Blues van Mica.

SIGMUND

                                                                                                                                            ...